Opleiding, voorlichting en instructie

Hoofdstuk 3 van de VCA-checklist 2008/5.1 stelt dat de medewerkers dienen te beschikken over de juiste vakkennis en kunde. In voorgaande hoofdstukken staat dat het onderkennen van de risico’s voorafgaat aan het treffen van de juiste preventieve maatregelen. Een andere voorwaarde om incidenten en ongevallen te voorkomen is dat de werknemers - zowel eigen personeel als tijdelijke medewerkers - kennis moeten hebben van de risico’s en moeten beschikken over de kunde om de juiste maatregelen te treffen. Daarvoor is gestructureerde opleiding, voorlichting en instructie een vereiste.

Alle medewerkers moeten beschikken over die vakkennis en kunde die nodig is voor de door hen binnen het bedrijf uit te voeren werkzaamheden. Hiervoor moeten interne bedrijfseisen worden opgesteld. De basis is een overzicht waarin per functie de eisen uiteengezet worden met betrekking tot vak- en beroepsopleiding en ervaring. In een procedure dient te worden vermeld op welke wijze het bedrijf bij een (tijdelijke) werknemer toetst of deze aan de opleidings- en ervaringseisen voldoet. Hiertoe dient een overzicht per functie van de vakopleidings- en ervaringseisen. Hierbij wordt ook vermeld wat de consequenties en maatregelen zijn als een werknemer of een tijdelijke werknemer hier niet of nog niet aan voldoet.

De VCA-checklist onderscheidt:
•             vakopleiding en ervaring;
•             veiligheidsopleiding Basisveiligheid VCA;
•             veiligheidsopleiding Veiligheid voor operationeel leidinggevenden VCA;
•             opleiding en training gericht op risicovolle taken;
•             bedrijfseigen VGM-voorlichting en -instructie;
•             beheren en invullen van het veiligheidspaspoort;
•             kennis van de interne regels en procedures opdrachtgevers.

Basisveiligheid VCA

Alle operationele medewerkers die langer dan drie maanden in dienst zijn, moeten beschikken over de vereiste VGM-basiskennis van de gevaren die hen bedreigen en van de veiligheidsvoorschriften waaraan zij zich dienen te houden om die gevaren te beperken.

Dit moet worden aangetoond met een diploma, attest of certificaat Basisveiligheid VCA, dat is voorzien van het VCA-logo. Het diploma is maximaal tien jaar geldig, gerekend vanaf de examendatum. Het bedrijf moet (een kopie van) de diploma’s en dergelijke archiveren in personeelsdossiers, alsmede periodiek nagaan of een ieder over een geldig diploma beschikt.

Operationeel leidinggevenden

Alle operationeel leidinggevenden die langer dan drie maanden in dienst zijn, moeten beschikken over de vereiste VGM-basiskennis van de gevaren die hun medewerkers bedreigen en van de veiligheidsvoorschriften waaraan men zich dienen te houden om die gevaren te beperken. Ook moeten zij over de kennis en kunde beschikken om een actief veiligheidsbewustzijn te bewerkstelligen en dienen zij zich bewust te zijn van hun leidinggevende taken op VGM-gebied.

Dit moet worden aangetoond met een diploma, attest of certificaat Veiligheid voor operationeel leidinggevenden VCA, dat is voorzien van het VCA-logo. Voor opleiding, examen en diploma geldt hetzelfde als bij de opleiding en het examen Basisveiligheid VCA. Personen met een diploma MVK niveau II of HVK niveau I zijn vrijgesteld van een diploma B-VCA en VOL-VCA.

Een diploma of attest is persoonsgebonden en het persoonlijk bezit van degene die het heeft behaald. Behaalde diploma’s zijn opgenomen in het Centraal Diplomaregister. Dit register is bedoeld voor verificatie van een diplomanummer of de naam van een gediplomeerde voor de kwalificaties Basisveiligheid VCA, Veiligheid voor operationeel leidinggevenden VCA en Veiligheid voor intercedenten en leidinggevenden VCU.

Risico’s inventariseren

Alle medewerkers moeten beschikken over die specifieke kennis en kunde die zij nodig hebben voor door het bedrijf uit te voeren specifieke risicovolle taken en/of werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden in een risicovolle omgeving. Deze taken, werkzaamheden en omgevingen dienen geïnventariseerd te zijn in de risico-inventarisatie en -evaluatie en vastgelegd in een overzicht van specifieke opleidings- en ervaringseisen, ingedeeld naar functie.

Belangrijk is dat alle eigen en tijdelijke werknemers deze noodzakelijke opleiding, training of instructie voorafgaand aan de tewerkstelling hebben gevolgd. De werknemers dienen aantoonbaar te beschikken over de daarvoor vereiste kwalificaties, overeenkomstig de eisen zoals die zijn vastgelegd in de SSVV Opleidingengids of het Register van Risicovolle Taken (in België). Een vereiste bedrijfsprocedure moet ervoor zorgdragen dat elke medewerker voldoet aan de eisen van de juiste vakopleiding en ervaring met betrekking tot de uitvoering van risicovolle taken. Bovendien moet duidelijk zijn welke maatregelen genomen moeten worden als niet wordt voldaan aan de opleidings- en ervaringseisen.

De opleidingen vermeld in de SSVV Opleidingengids zijn in eerste instantie van toepassing voor bedrijven die risicovol werk verrichten in de (petro)chemische industrie, de offshore-industrie en op het gebied van industriële reiniging.

Opleiding

Veel ongevallen en bijna-ongevallen zijn terug te voeren op gebrek aan kennis of onvoldoende bewustzijn van de risico’s bij degenen die het werk uitvoeren of daarbij direct betrokken zijn (bijvoorbeeld leidinggevenden). Belangrijke verbeteringen in de veiligheidsprestaties kunnen dan ook bereikt worden door meer en betere, op veiligheid gerichte, scholing van de medewerkers. Het doel hiervan is het vergroten van de kennis, vaardigheden en de bewustwording van veiligheidsrisico’s. Goede trainingen en instructies, met name voor risicovol werk, helpen dus bij het voorkomen van ongevallen en incidenten.

In de Gids Opleidingen Risicovol Werk (in België het Register van Risicovolle Taken) is een aantal risicovolle standaardtaken gedefinieerd. Daarbij is tevens toegelicht aan welke eisen de inhoud (eindtermen) en eventuele toetsing (toetstermen) van een training of instructie dient te voldoen. De hoogte van het risico (kans maal effect) wordt mede bepaald door de omgeving waarin de risicovolle taak wordt uitgevoerd. Het uiteindelijke gevolg (het effect) bij een ongeval in een installatie in de (petro)chemie of de offshore-industrie kan beduidend groter zijn dan wanneer dezelfde risicovolle taak in een omgeving zonder risico wordt uitgevoerd.

Omdat er zowel verschil zit in de mate van risico van een taak als in de omgeving waarin de taak wordt uitgevoerd, zijn er drie toetsniveaus vastgesteld met bijbehorende vereisten (voorheen waren dit de categorieën laag, midden en hoog).

•             Toetsniveau A: vastgestelde abstracte eindtermen (toetsing niet vereist).

•             Toetsniveau B: vastgestelde eindtermen en, indien van toepassing, eisen aan toetsing of opleider.

•             Toetsniveau C: vastgestelde toetstermen, vastgestelde toetsmatrijs (semi-)onafhankelijke toetsing.

Het is niet de bedoeling om opleidingsinstituten te beoordelen of certificeren. Het opleiden, instrueren en trainen kan door zowel externe opleidinginstituten als door binnen de bedrijven werkzame instructeurs geschieden.